Ik maak nooit iets mee maar vanmorgen stond ik op het punt eindelijk eens iets mee te maken. Ik wist het gewoon. Net zo zeker als mijn oude moedertje het voorvoelt als ik onverwachts bij haar op visite kom. ‘Ik wist gewoon dat je zou komen, ik voelde het’, roept ze blij uit als ze de deur voor me opent en mijn beide wangen voorziet van een dikke, natte pakkerd. ‘Kijk maar, ik heb de soep al voor je opgezet.’ Ik laat me de tomatensoep altijd goed smaken als we tegenover elkaar zitten, ik zwijgend en zij kakelend. Ook zij beleeft weinig en kan daar uren over praten.
Ik heb mezelf vanochtend uitgebreider dan anders gewassen en mijn stropdas omgedaan. Als je wat gaat beleven moet je er goed uitzien, vind ik. Toen ben ik in mijn stoel voor het raam gaan zitten, met een kop koffie en een zakje chocolaatje met van die gekleurde spikkeltjes. Wachtend op wat er zou gaan komen. Ik voelde me gespannen, vol verwachting. Het zeurende trekken in mijn buik deed me denken aan vroeger. Alsof ik weer naast mijn moeder in de kerk zat te luisteren naar de kerstmis. Ze hield mijn hand te stevig vast. Mijn billen voelden beurs van de houten plank waarop we zaten. Maar de beloning voor twee uur afzien was groot. Bij thuiskomst aten we samen boerenkool met worst. Ik at steevast te veel, zo lekker vond ik het. Maar misschien kwam het gevoel in mijn buik nu wel omdat ik ongemerkt en in rap tempo alle chocolaatjes had opgegeten.
De hele dag heb ik zitten wachten. Doelloos naar buiten zitten staren in afwachting van… ja, van wat eigenlijk? Waar moet je op letten als je niet weet waar je op moet letten? Als je niet weet wat er staat te gebeuren? Mensen snelden mijn raam voorbij. Ik zag ze wel maar zij mij niet. Net als altijd. Het leek steeds meer een dag als alle dagen te worden.
Toen heb ik een besluit genomen. Ik zou er verdikkeme zelf voor zorgen dat ik wat zou meemaken vandaag! Ik heb mijn jas aangetrokken en ben in bus 90 gestapt, de bus die pal voor de deur van mijn moeder stopt. ‘Daar ben je dan eindelijk, ik had je eerder verwacht.’ Ze liep voor me uit naar het keukentje. Het rook er naar… boerenkool. En toen wist ik ineens wat voor dag het was. ‘Ja jongen, met een peukie worst erbij.’ Ik glimlachte naar haar, mijn lieve oude moedertje. We maken wat mee, zo samen.
Schrijfkring, december 2016/januari 2017
Opdracht: schrijf een kerstverhaal dat begint met de zin: Ik maak nooit iets mee maar vanmorgen stond ik…